Herschreven fragmenten uit Vergeelde Beelden
een bundel jeugdherinneringen (2000)
Uit de inleiding
Oorlog 1940-1945. Mijn vader werd als militair gestationeerd in Engeland. Afscheid van het ouderlijk huis, van zijn ouders, broer en zus. Afscheid van de rust in dat huis, zijn moeder en Zus in de huiskamer, met een boek of zachtjes pratend in de schemering terwijl de radio zachtjes speelde op de achtergrond. Afscheid van mijn moeder, met wie hij zich zou gaan verloven.
Na viereneenhalf jaar kwam hij terug, op 2 januari 1945 trouwden mijn ouders. Vlees voor het bruiloftsmaal en stof voor de bruidsjurk waren op de bon.
Uit deel I: De Akker
Na de oorlog vond mijn vader een baan als gemeenteambtenaar op de afdeling huisvesting. De woningnood was groot. Mijn vader moest eigenhandig een archief opzetten, overwerken was meer regel dan uitzondering. In de avonduren bijscholingscursussen en ‘s nachts studeren.
Van negen kinderen ben ik nummer drie. Soms werden in ons gezin binnen één jaar twee baby’s geboren. Moe leed voortdurend aan slaaptekort, bloedarmoede. De pastoor kwam op huisbezoek; voor beperkte tijd gaf hij dispensatie voor geboortebeperking, met in achtneming van voorschriften van de kerk. De pastoor vertrok met hoogrode wangen. Het huis stonk naar sigaren; een leeg borrelglaasje op het aanrecht. Niet lang daarna werd duidelijk dat moe op dat moment alweer zwanger was.
Toen Joris zijn komst aankondigde liet mijn vader een eigen huis bouwen; groot, wit, alleenstaand. 1955, moe kreeg een werkster, voor tijdelijk. Er kwam een volautomatische wasmachine in huis.
‘Als het een Carnavalskind wordt dan is het een Joep,’ had moe gezegd. Februari 1958, ik ben tien jaar. Carnavalszondag; de slaapkamer van mijn ouders ruikt naar fresia’s. De jongste slaapt er in zijn wieg, het elftal is compleet.
Pa raakte overspannen, de huisarts verbood hem naar kantoor te gaan. Voor drie maanden. “Ga je tuin maar omspitten” was zijn advies.
Behalve de siertuin rondom het huis hadden wij een moestuin. Tuinieren had pa nooit geleerd. Wat komt erbij kijken voordat bloemen bloeien en gras groeit? Hoe zorg je ervoor dat de moestuin in elke tijd van het jaar iets te bieden heeft voor het gezin?
Pa leerde snel. Hij maaide het gras, wiedde het onkruid en harkte de aarde aan. In de moestuin verbouwde hij uiteindelijk alle soorten groenten, fruit en kruiden.
Ik help mijn vader met aardappels rooien, pluk de rijpe aardbeien uit het zand. Naast me loopt die grote man te hijgen onder het werk. Met een verschoten broek en een grijze trui aan, een oude hoed op en klompen aan zijn voeten werkt hij door tot de schemering. Nu staat hij even stil, leunt op de schop en tuurt over zijn akker.
Elk vrij momentje moesten mijn broers meehelpen in de tuin. Onkruid wieden, de aarde omspitten voor zaai- en pootgoed. Pa gebruikte geen kunstmest maar in de winter stond er voldoende weck in de kelder. In de overtuiging dat het eindproduct ook gebruikt kan worden als beginproduct stuurde hij Wim, met een emmer en een schop, de straat op zodra de melkboer, van Gend en Loos of de schillenboer langs waren gekomen.
Van achter de grote spar in de voortuin kijk ik toe hoe mijn broer de malse hopen in de emmer schept. Wim spiedt om zich heen; geen vriendjes te zien. Hij rent het tuinpad op, struikelend over zijn veel te grote laarzen.
Soms moest ik voor de les spullen meenemen naar school. Een inktlap bijvoorbeeld die mijn moeder maakte van stukjes zeemleer of van gekleurde restjes stof, met een knoop er midden op. Die mocht ik zelf uitzoeken, uit het blikken knopendoosje met het blozende kinderhoofdje er op.
Ik moet van de juffrouw een potlood en een schrift meenemen. Eind van de maand, moe moet de bakker nog betalen. ‘Zeg maar tegen de juffrouw dat je het hebt vergeten.’
Met lood in de schoenen ga ik de klas binnen. Juffrouw Spits loopt de rijen langs; waarom haalt ze uitgerekend mij naar voren in de klas? Ze tilt mijn hoofd op, dwingt mijn ogen naar haar gezicht. ‘Kijk mij eens aan kind. Alweer vergeten. Vorige week ook al het geld voor de schoolmelk.’
Schooljuffen weten niets van grote gezinnen, met hun koolzwarte ogen, hun glazige huid. Ze houden niet van kinderen.
‘De volgende rekenles wil ik een schrift en een potlood zien. Van den Bergh moet haar hoofd er beter bij houden.’
© Ingrid van den Bergh
Thema boekenweek: Levensverhalen
Update: Zo-even kreeg ik bericht dat één van de verhalen uit mijn jeugd vanavond wordt voorgelezen op de radio.
Tussen 18:00-19:00 uur, Radio 2, KRO’s goudmijn.
Raak beschreven. Sommige gebeurtenissen herken ik uit de verhalen van mijn vrouw, oudste van tien kinderen. De pastoor kwam regelmatig langs.
Dag, Jacopone, dan zijn wij vast van dezelfde generatie (1948)? Woonde je vrouw ook in het zuiden des lands?
Op het VK-blog schreef ik ook al enkele afleveringen uit de bundel, op WordPress volgt de rest.
Mijn ouders, hoewel niet veel jonger, waren verstandiger, ze wezen de pastoor de deur toen hij weer langs kwam. En wij zijn met zijn vieren. En dat was al heel wat, want mijn vader was ook maar ambtenaar.
Geweldig, ouders die zich niets aantrekken van de beknellingen van de kerk (en die van de buren, familie, vrienden en noem maar op).
Ah, gauw Radio 2 opgezocht (92.6 MHz, moest het even van internet halen)…
ik ga luisteren, Ingrid!
Mooi beschreven kinderherinneringen, Ingrid.
En nu…de radio! Ik ben precies op tijd – een wonder! ;-)
Ja, ik heb je verhaal over de kolendamp horen voorlezen, Ingrid.
Indringend was het, zeker!
Heel terecht dat het uitgekozen was…
Dank je, Bart, superleuk dat je hebt geluisterd. Voor mij was het spannend om te horen hoe iemand anders mijn verhaal voorlas.
mooie sfeer, ingrid. ik zie het pas vandaag anders had ik geluisterd.
Dankjewel, Rein. In een kort berichtje vandaag op mijn blog geef ik de luisterlink op de website van het programma.
Kijk als je wilt even hier https://ingridvandenbergh.wordpress.com/2011/03/14/vergeelde-beelden-in-de-boekenweek-002-mijn-verhaal-voor-de-radio/
Groet van Ingrid.